Boomklevers zijn fraaie vogels, met een stevig postuur, een forse snavel en een korte staart, die zowel met de kop omhoog als omlaag langs stammen en takken kan klauteren. Boomklevers broeden in vrijwel geheel Europa. Het zijn vogels van bossen, parken en tuinen met veel loofhout. De adulte vogels zijn standvogels, maar jonge vogels zwerven soms over kleine afstanden uit.

De boomklever is heel vocaal, en beschikt over veel verschillende roepjes. De zang is een snelle triller of een trage serie van fraaie, bijna menselijke fluittonen.

Op het menu staan veel insecten, zaden, noten, vruchten, graan en bessen. Harde noten zet hij tussen het boomschors vast en hamert ze dan van bovenaf stuk. Grotere insecten worden met de snavel in stukjes geknipt. De boomklever legt ook voorraden aan.

De boomklever broedt van eind april tot juli in boomgaten of spechtengaten. Soms broedt hij ook in gaten in muren of in nestkastjes. Hij maakt het nest niet zelf, maar gebruikt bijvoorbeeld oude, verlaten holen van spechten. Hij pleistert de ingang dicht met klei vermengd met speeksel zodanig dat hij er zelf nog net doorkan. De broedduur bedraagt circa 2 weken.