Een klein koolwitje (Pieris rapae) is een vlinder uit de familie van de witjes (Pieridae). Het is een van de meest voorkomende vlindersoorten in Europa en komt ook voor in Azië, Noord-Afrika, Noord-Amerika en delen van Australië. Het kleine koolwitje is gemakkelijk te herkennen aan zijn witte vleugels met zwarte vlekken.
- Vleugels: De vleugels zijn wit met een zwarte vleugelpunt op de voorvleugels. Bij mannetjes ontbreekt vaak een extra zwarte vlek op de vleugel, terwijl vrouwtjes twee zwarte vlekken hebben op elke voorvleugel.
- Grootte: De spanwijdte ligt tussen 40 en 50 millimeter.
- Ondervleugels: Deze zijn lichtgeel of crèmekleurig.
Leefomgeving: Het kleine koolwitje komt voor in allerlei open landschappen, zoals graslanden, tuinen, akkers en wegbermen. Het is een zeer flexibele soort en past zich goed aan verschillende omgevingen aan.
Voeding: De rupsen van het kleine koolwitje voeden zich vooral met kruisbloemigen (Brassicaceae), zoals koolsoorten, radijs en mosterd. Hierdoor kan de soort als plaag worden beschouwd in moestuinen en landbouwgebieden. De volwassen vlinders voeden zich met nectar van bloemen.
- Eieren: Geelachtige eitjes worden afzonderlijk afgezet op waardplanten.
- Rupsen: De rupsen zijn lichtgroen met een geelachtige streep langs hun lichaam.
- Poppen: Ze overwinteren vaak als pop.
- Volwassen vlinders: In Nederland en België zijn er meestal 2-3 generaties per jaar, afhankelijk van de temperatuur.
Het kleine koolwitje is een van de meest algemene vlindersoorten en speelt een belangrijke rol in ecosystemen als bestuiver, maar kan in de landbouw ook schade veroorzaken.