Deze soort kan varieren van bijna zwarte onderkant naar bijna wit. Daarnaast is de tweede en volgende generatie eigenlijk altijd lichter dan de eerste. De Voorjaarsvorm heeft veel meer bestuiving en is donkerder dan de zomervorm.
Voorvleugellengte: 20-24 mm. De aders op de onderkant van de achtervleugel zijn grijsgroen bestoven. De zwarte vlek in de voorvleugelpunt loopt geleidelijk naar beneden toe en eindigt niet in een rechte lijn. Op de bovenkant van de voorvleugel bevinden zich bij het mannetje één en bij het vrouwtje twee donkergrijze of zwarte vlekken.