In de herfst en de winter eten eekhoorns vooral zaden van bomen: hazelnoten, beukennootjes, okkernoten, tamme kastanjes, eikels, zaadjes van dennen-, spar- en lorkenappels. Door de vele looizuren verteren ze eikels van uitheemse eiken (Amerikaanse eik, moeraseik) nog slechter dan die van inheemse eiken (zomer- en wintereik), waardoor ze deze enkel eten bij gebrek aan beter. Doordat er in de herfst veel zaden aanwezig zijn, kunnen eekhoorns dan extra veel eten en goed aanvetten om zich voor te bereiden op de koude winterperiode. Bovendien leggen ze een wintervoorraad aan, waarbij ze de zaden apart of met enkele samen in een ondiep putje begraven of verstoppen in een boomholte. In de lente, als er niet veel zaden meer te vinden zijn, schakelen eekhoorns over op deze voedselvoorraden, en eten ze ook knoppen en scheuten en later ook bloesems van bomen, bessen, insecten en -gallen, rupsen, zwammen en af en toe een vogelei of een jonge vogel. Vanaf juli neemt het aandeel zaden in hun dieet opnieuw toe. De eekhoorn wordt vaak bestempeld als een beruchte nestrover, maar het aandeel van vogeleieren in zijn dieet is zo klein, dat de impact op vogelpopulaties verwaarloosbaar is.
Location: Beernem
Gear: 200-500mm